Als je 2 weken voordien een marathon hebt gelopen, dan durf je nog al eens lichtzinnig denken dat een 1/8e triatlon een makkie wordt, een zogenaamde piece of cake. Ging dat even fout. Blunder 1 was om in alle nervositeit te vergeten deftig te eten. We hadden om 12u al afgesproken om samen met Peter VB naar Zwevegem te rijden om te supporteren voor onze clubgenoten (jeugd). Mijn laatste eten dateerde dus van een uur of 9, terwijl de wedstrijd pas om 17u begon. Een uur voor de start had ik al een appelflauwte. Het moet ongeveer op het moment geweest zijn dat collega en co-debutante Ann niet uit haar fietsschoen geraakte in de wisselzone (we hebben allemaal leergeld betaald hoor). Patricia stond overal met haar videocamera te zwaaien, zo ook aan het zwemparcours. Ik was samen met Peter in het water gegaan. Mijn zwemonderdeel ging prima met een tijd van ongeveer 15 minuten. Peter hing een minuutje of 3-4 achter nadat zijn maag hem in de steek gelaten had en hij zijn befaamde rugslag had moeten bovenhalen.
Mijn miserie begon echter na het zwemmen. Ik klom uit het water en toen ik recht stond, werd ik zo misselijk als een krab. Patricia riep nog “goed gezwommen jongen!”. Maar daarmee was het ook over en uit voor mijn vooropgestelde glansprestatie. Ik wankelde naar mijn fiets en moest daar gaan neerzitten. Na 3-4 minuten kwam Peter uit het water om zijn fiets te nemen en me voorbij te gaan. Ik ben op karakter dan maar vertrokken. Na 100m op de fiets hoorde ik Raf langs de kant roepen: “Goe man de Peter is maar 10 seconden voor!!!”. Of dat ik dat nog niet wist vriend!! Ik heb mijn groot verzet geen seconde rond gekregen, mijn maag deed zo vies dat ik die ellendige Zwevegemse brug maar amper ook geraakt. Maar je wil je eerste wedstrijd toch niet opgeven. Op een moment hing de moto met de groene vlag achter mij, ik hing officieel laatste.
De wissel ging nog en aanvankelijk kon ik nog redelijk lopen. Op wat steken na, heb ik toch nog 10km/u gehaald om uiteindelijk 10m achter de voorlaatste aan te komen. En hopla daar stond Patricia met de camera: “en voelt ge u nu al een beetje triatleet??”. “Nee Patricia ik voel me vooral mottig!”. “Maar wacht maar tot in Brasschaat eind juni ge gaat wat zien!” Ik gaf de moed niet op omdat ik wist dat het vooral mijn gebrek aan voeding was in combinatie met de stress die me de das had omgedaan. In Brasschaat ga ik ze allemaal een poepje laten ruiken.
Onderweg naar de auto nog een goed onweer op ons dak en terug huiswaarts. Blij dat ik nog leefde. Maar wacht maar...